Jack Kooistra

Jack Kooistra (1930) is tien jaar wanneer de oorlog uitbreekt. Hij woont dan met zijn ouders en broertjes in Zwaagwesteinde. Meteen vanaf het begin van de oorlog begint Jack met het verzamelen van dingen die met de oorlog te maken hebben. In een schriftje houdt hij een lijst bij met de namen van alle oorlogsslachtoffers. Deze haalt hij uit de kranten, waaronder ook het NSB-blad Volk en Vaderland. Thuis lezen ze deze bladen niet. Dus Jack moet met de bus naar Leeuwarden om daar op het station een VoVa te kopen. Af en toe krijgt hij ook eens een blad van de Duitse soldaten die ingekwartierd zijn in een school in het dorp. Jacks vader is betrokken bij het verzet en wil eigenlijk niet dat zijn zoon deze “foute” krantjes leest. Hij is bang dat de familie na de oorlog bekend zal staan als sympathisant van de bezetters, met alle gevolgen van dien. Daarom verbiedt hij zijn zoon om de krantjes nog langer te verzamelen. Maar Jack luistert niet. Voortaan koopt hij de krantjes stiekem in Dokkum. Na verloop van tijd raakt Jacks schriftje met namen vol en gaat hij over op systeemkaartjes, die hij alfabetisch rangschikt. Ondertussen krijgt Jack van de verzetsactiviteiten van zijn vader weinig mee. Hij weet dat er via een kennis uit de kerk wel eens een onderduiker een nacht bij hen slaapt.
Maar die komt pas als Jack al naar bed is en is al weer weg als Jack opstaat. Jacks vader doet ook wel dingen waar Jack niets van mag weten. Als mensen vragen waar zijn vader is, moet Jack zeggen ‘dy wurket foar de Dútsers’. Soms, als het te spannend wordt, duikt zijn vader onder. Maar voor Jack is de oorlog vooral een spannend avontuur:

‘De radio die in de kast verborgen was, het gefluister aan tafel, ik nam alles in me op.’

 

Bron: Klaas Jansma, De Hardloper (Leeuwarden: Penn Communicatie, 2009).

 

Bekijk alle verhalen