Bertus Hoekstra
Bertus Hoekstra (1929) woont tijdens de oorlog in de Molenstraat. In de laatste maanden van de bezetting houdt hij een dagboek bij. Hierin wil hij de afloop van de oorlog beschrijven. Maar in eerste instantie is er volgens Bertus niet zoveel te melden. Hij noteert alleen elke dag of en hoe laat het luchtalarm af gaat: ‘Van kwart voor 7 tot 5 voor 7 luchtalarm. Dat werd ook wel tijd, het was alweer zo’n tijd geleden. Vanavond vroeg naar bed, want de andere helft van de familie gaat “badderen”. Het zal me eens benieuwen wanneer de eerste sensationele gebeurtenissen in dit boek worden geschreven. Tot nu toe gaat het vrij eentonig. Maar er gaan vast rare dingen gebeuren.’ Nog geen twee weken later komen de eerste groepen evacuees uit het westen van Nederland in Leeuwarden aan. Op verschillende plekken in de stad worden ze gehuisvest: ‘Op school gekomen, kunnen we direct aanpakken, want de school moet leeg, er komen evacuees in. We zijn nog druk aan ’t sjouwen, daar komen ze al aan. Een vreselijk gezicht, je krijgt er direct medelijden mee, maar ze ruiken vies.’ Ook bij de oom en tante van Bertus worden evacuees ondergebracht: ‘Als je de verhalen hoort, zoals het daar is, dat is verschrikkelijk. Ze eten daar al geraspte tulpenbollen en suikerbieten.’ Hoewel het einde van de oorlog steeds dichterbij komt, vindt Bertus dat het wel erg lang duurt. Hij is net 16 geworden en kan elk moment in Duitsland tewerkgesteld worden. Maar Bertus gelooft ‘dat de omstandigheden, waarin m’n 17e verjaardag zal worden gevierd, ongetwijfeld beter zullen zijn, dan dat ze nu waren.’