Jan en Aaltje de Roo

beschermden Bennie, die Karel werd genoemd tijdens de Tweede Wereldoorlog, met veel liefde, zonder dat ze zijn echte naam kenden

Alsof het hun eigen zoon was, zo ontfermden Jan en Aaltje de Roo uit Blije zich over de Joodse peuter Bennie de Goede uit Amsterdam. Bennies vader Samuel de Goede was al in februari 1941 naar een concentratiekamp gedeporteerd en daar omgekomen. Zijn weduwe, de Hongaarse Lujza Kvint, beviel een half jaar na zijn arrestatie van zoon Bennie. In augustus 1942 werden ook moeder en zoon aangehouden en overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg. Kvint wist te ontkomen door haar Hongaarse paspoort te tonen. Een vriend in het verzet, Willem Lodeizen, regelde onderduikplekken. Vanwege zijn blonde haar werd Bennie in Friesland ondergebracht. Jan en Aaltje de Roo, die zelf geen kinderen hadden, namen hem liefdevol in huis. Bennie kwam onder de naam Karel in hun trouwboekje te staan. Voor de buren was hij een evacué uit Rotterdam. Hij werd een Fries jongetje en kreeg een christelijke opvoeding. Toen hij na de bevrijding met zijn moeder werd herenigd, was het moeilijk voor Bennie om ineens een ander leven te hebben. Ook na de oorlog verbleef Bennie daarom nog dikwijls in Blije.